De toevoeging van zinkoxide en koper in het voeder van pasgespeende biggen kan speendiarree tegengaan en de darmgezondheid verbeteren. Zinkoxide werd in het verleden in hoge, farmacologische dosissen aangeboden, maar hierdoor werden er ook veel mineralen uitgescheiden via het mest. Dit heeft een negatieve impact op het milieu, waardoor de Europese Unie sinds 2016 het zinkgehalte in voeder limiteert tot 150 milligram zink per kg voeder.
Onderzoekers van Université Laval in Québec en de Italiaanse Universiteit van Bologna experimenteerden nu met verschillende bronnen en dosissen van zinkoxide en koper, met als doel om de groei en darmgezondheid bij pasgespeende biggen te optimaliseren.
In de studie kregen 135 pasgespeende biggen gedurende 14 dagen een van vier mogelijke voeders. Zowel de hoeveelheden als de bronnen van zinkoxide en koper verschilden in de voeders. Bij zinkoxide was er de keuze tussen standaard of gepotentieerde, beter oplosbare, zinkoxide. De koperbron was ofwel kopersulfaat, ofwel monovalente koperoxide. Tijdens het experiment hielden de onderzoekers het gewicht en de voederopname van de dieren bij. Daarnaast werden ook bloed- en meststalen genomen en onderzocht. Zo konden de wetenschappers de groeiprestaties, de darmgezondheid en de samenstelling van de darmbacteriën meten.
Het voeder met 300 milligram gepotentieerde zinkoxide per kg voeder en 150 mg/kg monovalente koper kwam als beste uit de bus. De groeiprestaties en darmgezondheid bij dit voeder waren vergelijkbaar met de toevoeging van farmacologische dosissen koperoxide. Bovendien werd er bij dit voeder minder zink uitgestoten via het mest, waardoor de impact op het milieu beperkt blijft.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Prosu beeldarchief





