Lysine is van cruciaal belang voor de groeiprestaties van gespeende biggen, maar het is bij varkens ook het eerste limiterende aminozuur. Dit wil zeggen dat, van alle essentiële aminozuren, het voeder het minste lysine bevat ten opzichte van de noden van het dier. Dit limiteert de bouw van eiwitten in het lichaam.
Om dit probleem te verhelpen moeten gespeende biggen de juiste hoeveelheid lysine krijgen, maar er bestaat in de wetenschappelijke literatuur nog veel onduidelijkheid over de precieze behoefte aan het aminozuur. Onderzoekers van het ILVO en Wageningen University & Research vergeleken verschillende studies om een antwoord te kunnen formuleren op de vraag hoeveel lysine gespeende biggen nodig hebben om tot optimale groeiprestaties te komen.
Biggen die te weinig lysine opnemen, hebben een lagere dagelijkse groei. Krijgen biggen daarentegen te veel lysine, dan zal de groei stagneren, maar de voederkosten en de stikstofuitstoot toenemen. De optimale lysinebehoefte bevindt zich dus op het kantelpunt tussen deze twee uitersten. Volgens bestaande literatuur ligt de behoefte aan lysine bij gespeende biggen tussen 9,8 en meer dan 16 gram lysine per kilogram. Dit is een grote variatie die verklaard kan worden door het gebruik van diverse statistische methodes, de gekozen parameters en de schatting van de verteerbaarheid van aminozuren. Daarnaast hebben ook individuele factoren, zoals genetica, de leeftijd en het geslacht van het varken, een invloed op de lysinebehoefte.
Om tot een beter advies te komen voor de lysinebehoefte bij gespeende biggen van 5 tot 30 kilogram vergeleken de onderzoekers de resultaten van bestaande onderzoeken. Ze vonden 344 studies over het onderwerp, waarvan er 41 voldeden aan de strenge criteria om deel uit te kunnen maken van de dataset. De gegevens uit de onderzoeken werden gecombineerd in statistische modellen en in grafieken gegoten.
Aan de hand van de resultaten konden de onderzoekers de lysinebehoefte van gespeende biggen niet correct inschatten. De grafieken toonden een lineaire groei op vlak van voederconversie en dagelijkse groei. Wanneer meer lysine werd opgenomen, verhoogden deze factoren dus ook. Het punt waarop de groei stagneerde (en de stikstofuitstoot en voederkosten dus te hoog werden), werd nog niet bereikt. Dit wijst erop dat de grootste hoeveelheid lysine die in de studies getest werd, namelijk 1,3 gram verteerbare lysine per MJ netto energie, zich nog onder de lysinebehoefte voor maximale groei bevindt.
In toekomstige studies willen de onderzoekers experimenteren met hogere dosissen lysine. Verder is het van belang om het advies voor lysine te bekijken in verhouding tot de hoeveelheid ruw eiwit. Men verwacht dat er in het voeder meer ruw eiwit aangeboden moet worden om tot een optimale ratio tussen lysine en ruw eiwit te komen.
Samenstelling: Maarten Ceyssens





