Koopt u een agrarisch bedrijf? Dan bent u over de verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit is niet zo als u het onroerend goed verkrijgt door een vrijwillige kavelruil; hiervoor geldt een vrijstelling van de overdrachtsbelasting.
Vrijstelling overdrachtsbelasting
De verkrijging van onroerend goed is een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. In beginsel is de verkrijger hierover acht procent overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor sommige verkrijgingen geldt echter een vrijstelling. Bijvoorbeeld voor verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg). De verkrijging uit een ruilverkaveling bij overeenkomst valt hier ook onder.
Definitie ‘vrijwillige kavelruil’
Als drie of meer eigenaren schriftelijk een in de openbare registers in te schrijven overeenkomst aangaan waarbij zij zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de gegeven massa op bepaalde wijze te verkavelen en vervolgens onder elkaar bij notariële akte te verdelen, dan is er sprake van een ruilverkaveling bij overeenkomst. Dit is beter bekend als een ‘vrijwillige kavelruil’.
De vrijwillige kavelruil is geregeld in de Wilg. Het doel van de Wilg is om verbetering van het landelijk gebied te realiseren. Een vrijwillige kavelruil wordt gebruikt als middel om dit te bereiken. De Wilg stelt verschillende voorwaarden aan de kavelruil. Zo moeten er minimaal drie verschillende eigenaren zijn die onroerend goed inbrengen. Ook moet er sprake zijn van minimaal twee ‘ruilende’ partijen. Vervolgens zijn bij algemene maatregel van bestuur nadere eisen gesteld waaraan een dergelijke overeenkomst moet voldoen. Zo moeten onder andere de betrokken kavels in de kavelruil gelegen zijn buiten het stedelijk gebied met een niet-stedelijke functie.
Fiscaal voordeel
Als er sprake is van een ruilverkaveling bij overeenkomst, dan kan er een beroep worden gedaan op een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting.
Voorbeeld
Stel dat partijen X, Y, V en Z een ruilverkaveling bij overeenkomst aangaan. Partij X brengt in een varkensbedrijf inclusief bedrijfsgebouwen en 10 ha cultuurgrond. Ondernemer Y verkrijgt deze locatie tegen inbreng van een geldsom van € 1.600.000 (€ 1.000.000 bedrijfsgebouwen inclusief erf en ondergrond en € 600.000 cultuurgrond).
Ondernemer V koopt in dezelfde periode een melkveebedrijf inclusief bedrijfsgebouwen en 20 ha cultuurgrond van ondernemer Z. Ondernemer Z verkrijgt hiervoor een geldsom van € 1.500.000 (€ 500.000 bedrijfsgebouwen inclusief erf en ondergrond en € 1.000.000 cultuurgrond).
Ter verbetering van de inrichting van hun afzonderlijke bedrijven besluiten ondernemers Y en V binnen een en dezelfde overeenkomst enkele percelen cultuurgrond te ruilen. De waarde van de cultuurgrond wordt gesteld op € 300.000.
Op basis van deze feiten en omstandigheden voldoen zij aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Wilg (uitgangspunt blijft dat het onroerend goed kwalificeert).
Berekening fiscaal voordeel
- Ondernemer Y is hierdoor geen overdrachtsbelasting verschuldigd ter hoogte van € 80.000 (Acht procent over bedrijfsgebouwen inclusief erf en ondergrond en toepassing voorwaardelijke cultuurgrondvrijstelling);
- Ondernemer V is hierdoor geen overdrachtsbelasting verschuldigd ter hoogte van € 40.000 (Acht procent over bedrijfsgebouwen inclusief erf en ondergrond en toepassing voorwaardelijke cultuurgrondvrijstelling).
Als de verkrijgingen van Y en V niet hadden plaatsgevonden door een vrijwillige kavelruil, dan waren zij € 80.000 respectievelijk € 40.000 aan overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor de verkrijging van de cultuurgrond hadden zij uiteraard een beroep kunnen doen op de voorwaardelijke cultuurgrondvrijstelling (voortzettingstermijn van tien jaar). De vrijstelling voor verkrijgingen krachtens de Wilg is daarentegen bij toekenning onvoorwaardelijk.
Bron: ABAB