Waarmee wordt het eigen bedrijf gespiegeld? En wat zijn de doelstellingen voor de komende jaren? “De afgelopen periode hebben we bij veel varkenshouders en studiegroepen de fiscale kostprijsresultaten over 2024 besproken. De vraag ‘Waar staat mijn bedrijf nu en waar wil ik heen?’ staat hierbij centraal. De kostprijs en voerwinst fungeren daarbij als kompas. Aan de hand van concrete cijfers kijken we waar er bijgestuurd kan worden – met oog voor het verdienmodel, de bedrijfsstrategie én persoonlijke doelen”, benoemt Gerben Schrijver, adviseur varkenshouderij bij DLV Advies.
Als je werkelijk weet wat je kosten per post zijn en hoe deze zich verhouden tot je specifieke bedrijfssituatie, dan weet je waar je kunt optimaliseren.
Voerwinst zeugenhouderij: gemiddeld positief, maar verschillen blijven groot
In de zeugenhouderij lag de gemiddelde voerwinst op € 1.541 per big (bron Kwin). Een mooie basis, maar de verschillen tussen bedrijven zijn groot. Regionale omstandigheden, gezondheid, mestafzet en energiegebruik spelen een bepalende rol. De kostprijs van een big is ten opzichte van 2023 nagenoeg gelijk gebleven. De voerkosten daalden met ongeveer € 3 per big. Daarentegen stegen de overige directe kosten met ruim € 1, vooral door hogere mestafzetkosten.
“Mestkosten zijn in toenemende mate bepalend voor de kostprijs, zeker in regio’s met weinig ruimte of beperkte uitrijmogelijkheden,” zegt Gerben. “Wie zijn eigen cijfers kent, kan daarop anticiperen met gerichte keuzes in afzetstrategie, bemesting of grondgebruik.” Ook binnen gezondheidszorg en energie blijven de verschillen groot. Het aantal benodigde entingen en energiebesparende maatregelen maakt een aanzienlijk verschil.
Vleesvarkenshouderij: scherpe kostprijsverdeling
In de vleesvarkenshouderij lag de gemiddelde voerwinst voor een traditioneel varken op € 122 (bron Kwin) De manier waarop de kosten worden toegerekent, maakt in deze sector een groot verschil. Ga je uit van de kostprijs per geproduceerde big (gesloten bedrijven), of van de werkelijke aankoopprijs (vleesvarkensbedrijven)? Afgelopen jaar zat er gemiddeld € 20 verschil tussen deze twee uitgangspunten. Op bedrijfsniveau daalde de kostprijs van aangekochte biggen met circa 5 cent. De voerkosten daalden met 13 cent, maar mestkosten stegen met 3 cent. “Daarnaast speelt de toenemende groei per varken een rol in de absoluut gestegen mestkosten. Hogere groeisnelheden leiden tot meer mestproductie, Het voeren van (natte) bijproducten en beschikbaarheid van grond in de omgeving zijn ook belangrijke factoren hierin”, benoemt de adviseur.
Kostprijs als strategisch stuurmiddel
Produceren voor de reguliere markt, export, Beter Leven of werken met vaste prijssystematiek? “De meningen zijn verdeeld maar de keuze is tegenwoordig nog zelden enkel rationeel. Het gaat om een afweging van voorwaarden, vertrouwen, risico én gevoel. Naast rationele overwegingen speelt emotie een grotere rol dan vaak uitgesproken wordt. Toekomstige regelgeving, diergezondheid, de band met een ketenpartner of bedrijfsoverdracht wegen net zo zwaar mee. De instabiliteit in de biggenvoorziening, veranderende BLK-eisen en ingrijpende Lbv-regelingen zorgen voor hernieuwde afstemmingen tussen vermeerderaar, vleesvarkenshouder en afzetkanaal. Hierin kan juist de kostprijs als kompas dienen. Door cijfers en doelstellingen aan elkaar te koppelen, ontstaat richting. Waar wil ik als ondernemer naartoe? En welke cijfers heb ik nodig om daar te komen?”
Vooruitblik 2025: norm omhoog, ambitie ook
De KWIN-normen voor voerwinst zijn verhoogd naar € 847 (zeugen) en € 94 (vleesvarkens). “Deze normen reflecteren de gestegen kosten, maar ze zetten ook een duidelijke ambitie neer. Want wie zijn cijfers kent en zijn doelen scherp stelt, kan blijven bouwen aan rendement”, aldus Gerben.
Bron: DLV